Vanuit Kirkenis maakten mijn partner en ik een mooie midzomeravond rit, per auto. We reden noordwaarts en we lieten al snel de grote bewoonde wereld achter ons. Na wat heuvels gezien te hebben reden we door een berglandschap, en hier bevond zich wat
werd genoemd “de oudste berg van Noorwegen”.
Hoe zou men weten dat dit de oudste berg was? Was het een gok? Of wás de berg de oudste berg? Het bordje ‘Norges eldste fjell’ gaf dit als een gegeven aan. Het plateau was bewandelbaar,
over platgevormde stenen, midden tussen struiken en grasvelden. Kleine stenen, keien, waren op elkaar gestapeld en leken een route te markeren. Het plateau liep steil naar beneden. Recht voor ons hadden we een geweldig uitzicht: gigantische formaties van rots
van wel tientallen meters hoogte, van alleen maar steen met als begroeiing enkele struiken. Deze rotsen hadden er altijd gestaan, en zouden ervoor altijd blijven staan, zo leek het. In de afgrond werd het landschap in tweeën gesplitst door een rivier.
We lieten de oudste berg achter ons. De weg waarop we reden werd steeds smaller, de route werd steeds bochtiger, en het hoogteverschil werd steeds grilliger. In alle stilte legden we de weg af, géén achtervolgers, géén tegenliggers.
Op een gegeven moment reden we steeds meer richting een riviertje, totdat de weg ook langs deze rivier voerde, de Jacobselv. Dit vier meter brede riviertje vormde een paar kilometer lang de grens met Rusland. Aan de kant waar wij reden markeerden geel gekleurde
paaljtes Noorwegen. Het Russische deel, aan de overkant van de rivier, stonden met rood gemarkeerde paaltjes om het Russische deel aan te duiden. De echte grens bevond zich in het midden van een rivier. Ofschoon we niemand zagen, was ons verteld dat
dit deel van de grens weldegelijk werd bewaakt. In het Russische deel van dit gebied stonden grensposten, die bemand werden door soldaten, hun ogen gleden als verspieders over het landschap.
Onvoorbereid de grens passeren zou een grote boete opleveren.
Geintjes als maar een paar meter Rusland binnenlopen, werden niet op prijs gesteld. Dit soort grapjes werden bestraft met fikse bekeuringen.
De rivier stroomde wat verder van ons vandaan, wij reden verder tot aan de Grense Jacobselv, waar de weg ophield,
er was enkel een kleine parkeerplaats. Verder rijden kon niet meer: Noorwegen hield hierop!
Pal tegen een enorme rotswand stond een kleine kapel boven op een heuvel. Het was een monument om de nabije grens van Noorwegen en Rusland aan te duiden. Het
kerkje was vanaf zee te zien. Het was een kapel, en droeg de naam van een vroegere Noorse koning, Oscar II.
Tijdens de rit hadden we eerst nog te maken met laaghangende bewolking, maar het werd steeds helder, terwijl het wel inmiddels rond 12 uur middernacht
was. Precies op het moment dat wij bij het monument waren, brak de midzomernachtzon door, een roze licht steen op de kapel en op de enorme rots achter de kapel.
De roze gloed deed het licht in iets mysterieus veranderen. Het toneel leek wel op iets uit
een andere tijd en plaats, het leek wel een decor voor een fantasy film. Dit alles in complete rust. De zon klom alweer verder aan de hemel. Dit was voor ons een vreemde gewaarwording. Het leek wel alsof het midden op de dag was, terwijl het nog nacht was.
We zagen het strand van de Grense Jacobselv, de Noorse zee.
Op de terugweg, zo slingerend door het Noorse landschap, beschenen door de nachtzon, draaiden we de suite uit Peer Gynt, Morgenstimmung, en besloten we dat dit werk zich in dit mysterieuze,
mooie landschap afspeelde..