Dit is een sprookje. En zoals elk sprookje, begint ook dit sprookje met..
Er was eens…
Er was eens….
Een eland, die wilde dat ze een rendier was. De liep tenminste in open velden, en werd regelmatig door mensen
gezien, en de rendieren aten mos op hun gemak.
De eland wist van een 2tal, die een reis naar Finland maakten, per auto. Dit 2tal deelden de Liefde met elkaar, en hadden als vakantiebestemming voor Finland gekozen. Het 2tal hield van de stilte, de ruimte,
de bossen, de meren én van de rendieren, die ze vaak zagen. Zo belandden ze een keer midden in een enorme kudde rendieren. Ze fantaseerden dat als die rendieren voor hun auto werden gespannen, en zo de auto in een arrenslee veranderde.
Behalve
een reis in de tijd van de midzomernachtzon, waarin de zon niet ondergaat ten noorden van de noordpoolcirkel, maakten het 2tal ook een reis in de sneeuwtijd, op jacht naar het Noorderlicht. Het Noorderlicht zagen ze, zeker. Ze maakten een rit in een slee gezeten
voortgetrokken door een rendier, die Whitenose heette. De eland liet zich níet voor zo’n slee spannen. “Mij niet gezien”, zo dacht de eland, maar ze keek toch naar de verrichtingen van Whitenose.
Het 2tal bracht behalve Liefde,
veel Blijdschap mee door het zien van dit alles. Vanaf het ontstaan van het leven, cirkels heel klein tot en met de enorme cirkels van zon, planeten en sterren, en alles wat zich er maar tussen in bevond, genoten ze. De eland zag dat er in die Blijdschap vooral
veel plaats was voor de kleur groen, de groen van mossen om van te eten, groen van bossen om in te leven en dat beviel de eland wel.
In Vrijheid mocht alles wat maar mooi was geschreven worden. Maar tegelijk was daar de grens van de Liefde zelf. Een
pen kon ook in gif gedoopt, en konden niet al de woorden aanvaard worden: de lastige driehoek van de Vrijheid. Met het ontstaan van alle woorden, na het 1e woord Liefde, ontstonden ook alle kleuren in hun enorme verscheidenheid aan mogelijkheden.
De eland wist dat het 2tal New York bezocht had. “Daar leefden tenminste geen rendieren” zo wist de eland. Het vrijheidsbeeld, fier als symbool voor de Vrijheid, maar tegelijk als symbool voor de Vrede, markeerde het begin van New York. In Vrede
was het werkelijk mogelijk dat een fakkel van vuur voor eeuwig kan branden en dat er in Vrede altijd en overal blauwe lucht was. “Hier in Finland is de kleur ook prachtig, blauw en zuiver” dacht de eland.
Daar zag de eland weer een kolonne
rendieren in het open veld lopen, in Saamhorigheid, altijd in elkaars buurt, altijd op elkaar reagerend. “Nou, ik ga níet het open veld in” dacht de eland, “mij te open.” Zij hield zich schuil in de bossen, maar ergens was ze
een beetje jaloers om al die aandacht die de rendieren van de mensen kregen.
Nu verzorgde de eland ook al die tijd haar jong. Ze had haar handen vol aan die verzorging, het jong was nieuwsgierig van aard, en lang niet zo snel reagerend als moeder eland.
Van het ene bos snelden de eland en haar jong naar een ander bos. Ze moest een weg oversteken. Snel stak zij de weg over. “Opschieten!” riep ze naar het jong achter haar.
Precies op dat ogenblik, dat de eland wilde gaan oversteken, passeerden
de auto, met daarin het 2tal. “Een ELAND!!” riep één van de twee uit. De auto werd tot stilstand gebracht en terwijl ze achter om keken, zagen ze de eland oversteken. Het jong volgde, en zo kon de eland en haar jong door één
van de twee gefotografeerd worden, ze waren erg onder de indruk van de eland, riepen constant ooh’s en aah’s.
De eland likte haar jong ontroerd. “Ze zijn onder de indruk, omdat ze ons hebben gezien”, zei de eland. “Al die
aantallen rendieren doen er niet toe. Wij zijn maar met zijn tweeën, maar ze genieten er niet minder om..”
De eland wenste niet langer meer om een rendier te zijn. Ze was en bleef een eland en was voortaan tevreden om een eland te zijn, en
zeldzaam gezien te worden. Van haar geboorte af was ze een eland, en zo was het ook bedoeld.
De eland en haar jong leefden nog lang en gelukkig.