De verhalenverteller

                                                                          1
De deur deed ik open en ik liep het stenen pad op, en ik sloot de deur achter mij. Als markering van het begin van de door mij af te leggen route, stonden 2 middelhoge potten in V-vorm naast elkaar. In elke pot groeide een hosta. Ik liep door en ik trof een volgende aarden pot in V-vorm, als volgende markering. Deze pot was gevuld met winterviolen in de kleuren paars, paars-wit en een enkel viooltje met een gele stip. Vanaf hier bevond zich een tuin, als een doolhof vóór mij.
Dit was geen gewoon doolhof. De voor de meeste mensen bekende doolhoven zijn met hoge hagen, bermen en enorme struiken, een grindpad liep door zo’n doolhof. In het midden van een doolhof bevond zich een uitkijkpunt. Hier vandaan keken toeschouwers hoe de deelnemers van het doolhof zich een weg baanden en gaven ze aanwijzingen hoe te lopen. De aanwijzingen konden leiden tot het vinden van het uitkijkpunt, of het vinden van de uitgang.
Maar dit doolhof was er niet één omgeven door hoge hagen of hoge doornen struiken. Nee deze tuin bevond zich in een zeer dichte mist, en ik zag voor mij hooguit 1 of 2 tegels van de stoep voor mij. Alleen als zich iets pal onder mij of naast mij zich bevond, zoals nu deze aarden pot met winterviolen, nam ik deze waar.
Ik liep de tegels rechts van mij, en ik zag een hortensia. Een afrastering van een aantal op elkaar gestapelde halve stoeptegels leidden tot aan een klein schuurtje, hier hoefde ik nu niet te zijn. Een rijtje stenen lieten mij zien dat ik niet verder recht door kon lopen, ik maakte een kleine wending naar links en liep verder. Ik zag een keur van vers geplante struiken of kleine boompjes, waaronder een Exochorda Niagara, een struik genoemd naar de Niagara-watervallen. De witte bloemen van deze struik worden als parels van witte bloemen, zo gedrapeerd en gerangschikt dat ze als een spectaculaire witte waterval ogen. Iets verder naar achteren groeiden 2 hybride rododendrons, deze krijgen grote paarse bloemen, ze stonden nu ook in bloei en gaven een fleurig uitzicht te midden van “mijn mist”.  Weer vóór deze struiken bevond zich een vulgaris sering, met een keur aan kleine witte, roze bloemetjes, die als parfum roken. Ik ademde de heerlijke lucht hiervan in en liet hun aroma door mijn longen heen balsemen. Dit ervaren gaf mij kracht om door te gaan. Rechts van mijn voeten groeiden de Andromeda lavendelheide, lage heesters met koraalroze bloemetjes, die nog transformeren tot mooie heldere bloemen.
Ik zag 3 wilde zwijnen. Hier hoefde ik niet van te schrikken of op te kijken, want deze waren nep en stonden voor de sier. Wel mooie en leuke decorstukken. Een keur van bossen narcissen bevonden zich rechts van mij, gezellige voorjaarsbloeiers met hun mooie trompetjes, in de kleuren geel, wit en roze. Op dit punt bevond zich een vierkanten plateau, van kleine tegels. Op dit plateau stond een vogel voederhuisje, met dakje en konden kleine vogelsoorten wat voedsel eten. Voorbij dit vierkant zag ik een grasveldje, maar hier was de mist zo dicht dat het niet de bedoeling leek die kant op te gaan. Ik wendde mij af naar links, en liep tot een groot rechthoekige bak. In het midden van deze bak stonden 3 stenen zuilen. De 3 zuilen deden dienst als fontein. Rondom deze 3 zuilen bevonden zich kleine plantjes, of grassoorten, en kleine steentjes vulden de leemten.
3 lage aarden bakken, in rode bloempot markeerden de route, ze stonden in een rij. In de eerste 2 bevonden zich bessenplantjes, met mooie ronde besjes, en in de 3e bloeide lavendel.
Al hier kon ik mijn verdere route kiezen. Recht voor mij uit was een pad van straatklinkers, en rechts van mij bevond zich ook een pad van straatklinkers. Het pad recht voor mij uit kon ik even best goed zien, tot wel een halve meter voor mij uit. Rechts van dit pad bevond zich een huis, en leidde dit pad naar de deur van dit huis. Het huis voelde mij vertrouwd aan, maar ik zou er nu niet naar binnen gaan. Verder nog naar achteren ontwaarde ik een schutting. Pal voor de schutting groeiden een paar stokrozen, één daarvan was wel langer dan 2 meter. Ze kregen strengen van bloemen, mooie bloemen, en elk stokroos had zijn eigen kleur. Paars tot diep donker paars- zwart haast – aan, geel en groen Het was een grens van deze mistige wereld naar een andere wereld. De schutting was een scheidingslijn, en versperde de route, deze weg zou ik nu niet volgen.
Dit moment dat ik een heldere kijk had vervloog, het pad voor mij werd weer verduisterd, en ik zag nu alleen nog het pad rechts van mij. Ik vervolgde mijn weg dit pad op. Ik zag daar een aarden pot staan, ook met lavendel, andermaal een markering van de route.
Ik kon niet met mijn ogen zien wat zich links van mij bevond, maar ik kreeg er beelden van. Hier bevonden zich 3 tuindelen in rechthoekige vormen, de middelste was groter dan de buitenste 2. In het eerste en het derde deel groeide een appelboom, beiden vol met grote, groene, mooie appels, rijp voor de oogst, om bijvoorbeeld een lekkere appeltaart van te maken. Rondom de appelbomen groeiden een keur aan laagbloeiers, plantjes met kleine bloemetjes, of grassoorten. In het midden van het tweede deel bevond zich een vijver. In de zomer werd de vijver dikwijls bewoond door minstens één kikker, meestal meerdere. Ofschoon zich in de omgeving geen groot watergebied bevond, wisten de kikkers zich toch een weg te banen naar deze vijver. Aan de rand van de vijver lag een kruik, als sier. Middelgrote stenen waren in een cirkel rondom de vijver aangelegd, en achter de cirkel bevond zich een magnolia, die zich als een pronkstuk liet gelden met dienst witte bloemen, en elk jaar steeds iets hoger reikend. In de vijver bloeide gele lis, een type plant die de opmaat kan zijn tot het ontstaan van land.
De route langs de 3 tuindelen leidde rechtdoor totdat ik weer een aantal aarden potten ontwaarde. Dit keer waren ze geen herkenningspunten voor de te volgen route, maar eerder de begrenzing hiervan. Door de jaren heen was de inhoud van deze potten veranderlijk. In één van de potten groeide eens Indische kers, een kruidachtige plant. Het is geen kers, en is de naam allicht wat misleidend. De bloemen van de plant zijn eetbaar en passen ook bij een salade. De kleuren van de bloemen doen vooral zomerfris aan, veelal rood of geel. In een andere pot groeide een lampionplant. De plant krijgt na de bloei een vruchtje, omsloten door een oranje kelk, die de vorm heeft van een lampion. De oranje huls is decoratief en past ook op een herfsttafel. De Indische kers en de lampionplant hebben met elkaar gemeen dat je ze om 1 reden beter in een pot kan zetten, dan in de tuin. De planten zijn woekeraars en kunnen zich weelderig verspreiden in je tuin. Wil je een tuin met meer dan deze 2 planten bezint dan eer ge begint. Vorst maakte ook weleens een einde aan deze planten en werden de potten gevuld met begonia’s of winterheide.
Rechts van mij zag ik een grasstrook waar ik dit keer wél overheen kon lopen, waar dit eerder op de route onmogelijk was. Vreemd, dat ik nu ineens wel over dezelfde strook kon lopen.

                                                                           2
Dit was geen gewoon doolhof.
Een doolhof is meer dan alleen een spel om een in -en uitgang te vinden. Het doolhof heeft een Grieks mythologische oorsprong; het labyrint van Knossos. Onder de paleizen van Knossos, te Kreta, bevond zich in de kelders een enorm duister en ontoegankelijk labyrint, waaruit geen ontsnappen mogelijk was. In dit labyrint leefde, zo wil de mythe, een verschrikkelijk monster, de minotaurus. Een wezen van half mens en half stier. Jonge meisjes werden in het labyrint achter gelaten, om te worden geofferd aan de minotaurus, om hem zoet te houden. Wie ook in de spelonken belandde, hij of zij overleefde dit zeker niet.
In latere eeuwen kreeg een labyrint nog een andere betekenis. Een labyrint werd gezien als een wandelpad volgens een eeuwenoud ritmische structuur. Het lopen van zo’n wandelpad is een manier om geconcentreerd bezig te zijn met je eigen actuele thema’s, of om simpelweg tot rust en ontspanning te komen.
In het Christelijk geloof kreeg het labyrint ook een betekenis. Het labyrint is een oeroud archetype, dat verbonden is met transformatie en wedergeboorte. De cirkel van het labyrint is een symbool van de verbinding tussen de menselijke en de goddelijke wereld, een levenspad, het lopen van een innerlijke weg. In het centrum bevindt zich het hart van het labyrint.
In dit doolhof, zo had ik begrepen, was het mijn doel om te belanden in het hart, waar dat ook zou zijn. In het hart zou mij het geheim van dit labyrint geopenbaard worden, als een visioen. Dit was min of meer een belofte.
Ik liep over het gras. Rechts van mij ontwaarde ik een rechthoekig tuindeel. Achterin groeide een vlinderstruik met paarse bloemen. Eenmaal in bloei deed het zijn naam alle eer aan en trokken de bloemen vele vlinders aan, sommigen krijgen van mij de naam naar hun kleur zoals geeltjes, witjes. Maar de kleur van de Atlanta doet zich niet in één kleur vangen.
Pal voor deze struik stond een liriodendron, in de volksmond tulpenboom geheten vanwege de vorm. De boom kan bloeien, maar eer dat zover is passeren meerdere jaren. (Ik heb mij laten vertellen dat de boom dan kleine gele bloemetjes heeft, met onderaan de kelk een tipje oranje) Ik liep verder, en liet dit tuindeel achter mij. Ik zag rechts een rozenstruik, en op de grond schoenlappersplantjes. Weer wat verder zag ik een struik die behoorde tot de azalea achtige, één met kleine witte bloemetjes.
Ik kon linksaf lopen, nog eventjes over het gras, en toen weer linksaf, en liep ik op stoeptegels, rechtdoor tot ik net verder kon en een schutting zag; een grens naar andere parallelle werelden, nu op dit moment niet toegankelijk voor mij. Vóór deze schutting groeiden de Vibernum oppulus, beter bekend onder de naam sneeuwbollen. De sneeuwbol is een heester met helderwitte kogelronde samengestelde bloemballen. De bloemballen beginnen groen van kleur, maar ondergaan een metamorfose naar een sneeuwwitte pracht.
Ik draaide mij om en deed één pas naar links, om niet hetzelfde pad terug te gaan lopend. Ik bevond mij nu op het laatste pad, de kleur van de tegels werden roze, en ik wist dat ik het einde van de paden naderde, het centrum wachtte op mij, en daarmee het hart van het labyrint. Ik bevond mij onder een prieel van 4 bomen in een vierkant. De stoeptegels vormden het midden van dit prieel: ik was er.
Ik keek om mij heen, en wachtte maar er gebeurde niets. De mist ontsloot zich nu nog verder rondom mij, totdat ik werkelijk helemaal niets meer zag. Wat nu? Moest ik hier uren gaan staan? Mijn ademhaling versnelde zich en mijn hartslag voerde diens ritme van slaan merkbaar op. Een onzekerheid maakte zich van mij meester. Had ik alles wel goed gedaan? Ik sloot mijn ogen en ik was even terug op het begin punt. De route was in het begin van mijn speurtocht haast aan mij getoond, ik had niets zelf verzonnen. Ik besloot dat ik mij niet van de wijs moest laten brengen door mijn eigen muizenissen. Ik was het bangst voor mijn eigen angst. Maar ik stond ín het hart van het labyrint en hier zou het geheim van het labyrint aan mij geopenbaard worden, dat was een feit.
Ik concentreerde mij op mijn ademhaling en hervond mijn adem. Mijn hartslag hervond diens gewone ritme weer en ik deed mijn ogen weer open. De mist waaide nog rond mijn hoofd, maar niets kon mij nog in de weg staan. De mist begon op te lossen, van het ene op het andere moment, en ik bevond mij in een tuin, het was mijn eigen tuin. Ik zag mijn eerste stappen bij de aanvang van mijn route, als een soort voetstappen of sporen. Tegelijk zag ik ook mijn eerste keuzemoment. Mijn tuin werd een tuin met een paadje die uit zichzelf splitste. Ik zag die routes die ik had gelopen maar ook de alternatieve routes. Het werden allemaal zichtbare routes in een labyrintische tuin. Met elk keuzemoment werd het aantal routes groter, elke route had zijn verschillende mogelijke toekomsten. Het konden kluwen van routes zijn die dichterbij kwamen, zich splitsten en elkaar weer sneden. Dit alles ging door tot mijn laatste stap en ik zag mijn tuin als een compleet iets, waar planten, dieren en mensen in deze ruimte konden vertoeven en ademen. De fontein stond aan, en het water stroomde als in een oase; constant en zonder gevaar. Al de genoemde planten of bloemen stonden voor nu tegelijk in bloei, voor nu waren de verschillen, die er anders in de seizoenen zijn, opgeheven. Ik genoot van de verscheidenheid aan kleuren, en ik ademde de geuren in. Vanuit omringende struiken vlogen musjes af en aan naar de vogel voerbak, koolmezen bewaakten hun vogelhuisje met jongen. Een merel dronk water uit de fontein, en op de schutting zat een roodborstje nieuwsgierig te kijken naar dit alles.
Mijn blikveld veranderde en ineens bevond ik mij in een bibliotheek In lange rekken, met in elke rek meerdere verdiepingen, stonden tientallen, nee honderden boeken klaar om geleend te en gelezen te worden. De bibliotheek leek voor iedereen toegankelijk, man en vrouw konden naar hartenlust hun favoriete boek uitzoeken.
Opnieuw veranderde mijn blikveld, en ik stond samen met mijn partner op een strand naar ze zee te kijken, naar de zonsondergang en ik vertelde over mijn ervaring in de tuin, in de bibliotheek, want alles was ook direct toegankelijk voor mijn partner. Als in een diaserie zag ik beelden voorbijkomen, panorama’s vanaf hoge bergen, of vergezichten vanaf een strand.
Ik bevond mij weer in mijn eigen tuin. Ik had geleerd dat al de beelden en al de ervaringen voor altijd aanwezig zouden zijn. Ik hoefde niet eerst door een mistig doolhof te lopen om dit alles te ervaren. Dit was het ultieme geheim van het labyrint; al de beelden, al de ervaringen bevonden zich in mijn hart. Ik hoefde slechts mijn hart te openen om alles opnieuw te ervaren als in een geweldige droom.

j Elsendoorn 01.11.2020 18:50

Mooi verhaal.

Nieuwe reacties

01.11 | 18:50

Mooi verhaal.

09.08 | 16:13

Een mooi verhaal. Ik vermoede al dat hij naar de Noordkaap ging. En ook gelukkig
dat de mist oploste

07.06 | 16:06

Het is een mooi verhaal, je waant je in Noorwegen

24.11 | 23:33

Ben al een tijdje op zoek naar het boek Heelal van Anwb.
Waar An ik dit boek nog vinden?